Aalst en Roland Barthes


Aalst was in de jaren 1970 een stad waar het kunstleven beperkt was tot een enkele galerie. Misschien heette die gewoon 65. Uitgeverij het Balanseer is er opgericht en bracht aldus de literatuur in Aalst en mij daar al eens terug.

Verleden winter vertaalde ik kilo’s gedichten voor het Belgisch kampioenschap slam poëzie, waarvan een drietal van ene Bartesque. Een (Roland) Bartesk? In elk geval een student in de wijsbegeerte die poëzie bedrijft. Inderdaad, zoals men de liefde bedrijft. Uit genot ook.

Gisteren, drie april, zou hij te horen en te zien zijn in Aalst. Waarom zou ik geen kennis maken met mijn ahum opvolger?

Na veel zoeken – ik was op een rotonde te vroeg naar rechts gereden – vond ik de plek. Recht in de ondergrond!

Een huis in de rij waarvan de deur openstond, in een banale straat (zijn er andere in Aalst? Ik zou het niet weten), volledig ingericht naar mijn smaak; met zorg en liefde uitgekozen bric-à-brac. Hoewel ik te laat was, was de zaak nog niet begonnen. Het evenement droeg de naam: het kot is te klein. Een kot, inderdaad, een huishouden en een werkplaats tegelijk. Ik zou het hybride noemen. Er waren zowat een tiental personen om het kot te vullen.

Mijn kennismaking met Bartheske Bartesque was warm. Veel over wijsbegeerte gepraat, weinig over poëzie, en heel wat over presentatie van andere dichters, nog iets wat we gemeen hebben. En over provo, heel even, terzijde. Zijn optreden was sprankelend, een gestuele voordracht die de honderden afwezigen voor wie het kot te klein was, ongelijk gaf.

Jacques Barthesque

Daarna kwam een tweede schrijver aan de beurt, een Latijns-Amerikaanse die behoorlijk Nederlands spreekt – maar nog niet schrijft. Ze gebruikt daarbij de technologie op een nooit geziene manier. Meteen is dit gebruik zo nooit gezien dat nog eens honderden afwezigen meteen ongelijk kregen. Hoewel ik een foto gemaakt heb van haar optreden, vroeg ze me om die foto te verwijderen. Hier volgt dus geen foto.

Naar het einde toe werd ik gevraag om ook iets te brengen. Mijn telefoon ging de verbinding aan met het internet maar kreeg geen toegang tot mijn website. De apple van een jonge meid bracht soelaas en hielp me uit de nood. Ik bracht twee korte gedichten, “dat zijn” en “beweging vooruit”. Iedereen vond die goed en applaudisseerde van harte, tot mijn verbazing.

het kot

Weinig volk op een semi-historische bijeenkomst


Op historische bijeenkomsten is het zaak wat volk bijeen te brengen maar toch weer niet te veel, zodat het nichegevoel onaangetast blijft. Sla mij nu maar dood, zo’n zin en zoveel onzin. En toch. De feiten maar niet op een rijtje.

Er bestaat, voornamelijk in Antwerpen, een genootschap rond de moderne poète maudit Paul Van Ostaijen. Het derde of vierde in zijn soort, ik houd het niet bij maar ben er wel lid van. Van Ostaijen is overigens in dit laaggelegen laagland bij de zee nog altijd even maudit – hoe durft hij het een klankgedicht boven een vormgedicht te plaatsen! Einde citaat – zodat dit genootschap mikt op een nichepubliek, waarvan een deel van poëzie nauwelijks kaas heeft gegeten.

Er bestaat in ditzelfde land ook een behoorlijk vooruitstrevende uitgeverij, het Balanseer, gevestigd in Aalst, een plek om foert tegen te zeggen, tenzij je uit Afrika komt. Zonder het Balanseer en het carnavalsfeest zou Aalst totaal niets voorstellen. Weinigen echter kennen het Balanseer. Ik ben er ooit geweest, anders zou ik nooit in Aalst geweest zijn.

Tot slot bestaat in ons land een schrijver die alles weg heeft van J.D. Salinger: teruggetrokken. Hij publiceert dan wel weer en sinds enkele jaren bij voornoemde het Balanseer: Willy Roggeman. Die ook een begenadigd free jazz saxofonist is. Ik heb hem bezig gezien tijdens de Laatste Nacht van de Poëzie in Vorst Nationaal (1980) waar hij in kwartet gespeeld heeft: Willy Roggeman met F. Timmermans (ds, perc.), Peter Hertmans (el g, el basg) en Stefan Hertmans (el g).

Gisteren zouden twee van de drie voormelde ingrediënten samen komen in Antwerpen op wat aldus een historisch moment zou moeten worden. Immers, Willy Roggeman komt niet uit zijn kluis. Mark van den Hoof zou zelfs gekomen zijn, die op twee blauwe maandagen nog meegespeeld heeft in Roggemans jazzgroep.

Hij heeft wel een nieuw boekje geschreven: Arabesken met Zot Polleken (die laatste is dan Van Ostaijen, Paul dus) uitgegeven dus bij het Balanseer. Van de sprekers die werden aangesproken om die avond te spreken gaven er twee verstek. Onze goede vriend Ha Ha Holvoet mocht inspringen. Gelukkig was de actrice die wat gedichten zou brengen er wel bij; anders was zot Polleken helemaal de mist ingegaan.

Wij dus blij met een halfdode mus.

Deze morgen zat ik zoals elke morgen op de trein met buurman Erik A. die net als ik in Brussel werkt. Om er op tijd en zonder stress gisterenavond bij te zijn, wou ik vroeger weg uit Brussel. Dankzij de nieuwe ellende van de NMBS is dat niet gelukt zodat ik op een drafje naar Antwerpen reed, net onder de snelheidslimiet. Hoewel Erik A. een onbestaande band heeft met literatuur – hij leest zelden of nooit Kaaiman in zijn krant de Tijd – bleek hij toch uitgenodigd te zijn geweest, gisteren in Antwerpen. Dank zij de NMBS is hij er zelfs niet eens geraakt. Een gemiste kans voor mij om Erik elders dan op de trein of op het containerpark te ontmoeten. En voor het genootschap om een potentieel nieuw lid te krijgen.paul van ostaijen matthijs de ridder

WillyRoggemanarabesken met zot polleken