Ons werd de weg van de slang uitverkoren,
naar de maan konden we lopen,
vliegen of kruipen: stuipen.
Wie de grootste wil, valt klein uit.
Hoedanig hoe kranig, hoe groot hoe blood.
Er komt geen einde aan de tijd wanneer,
geen begin aan de kring alsof
horen en zien vergaan en zich verstoppen.
Welriekend reik je me de toppen
van je tenen – ik tel tot vier,
waarna in slang ik gebaar
je benen je nieuw toe te vertrouwen.