Het hert hijgt tot het drinkt.
De slang sluipt ratelend
door gras en hei.
Hoe langer hoe meer
lopen we leeg
achter de feiten aan
tot we uitgehold
het glas heffen.
De aap krult zijn staart tot het wringt.
De kat spint klaterend
door dag en dauw.
Overigens weten we er niets van,
we wassen ons met zwarte zeep.
Op de loer liggen spinnen,
leeuwen en neushoorns,
door steppe en rimboe.
Daarboven dromen leeuwinnen.
Op de schepping zij de kroon.
De kleintjes veilig en wel
achter de klamboe.