Ik lag niet langer wakker van de vraag of oud krentenbrood zwart dan wel wit uitslaat. Van de honger was ik in slaap gevallen. Ik zag enkel nog vers krentenbrood. Het zweefde voor me uit en ik liep het half zwevend achterna.
Zwelgend en badend in mijn zweet werd ik wakker. De haciënda lag er nog verlaten bij zo midden in de nacht. Dat vond ik onuitstaanbaar en ging weer slapen.
De vraag of oud krentenbrood zwart dan wel wit uitslaat hield me wakker. ’s Morgens eet ik trouwens nooit krentenbrood. Ik stond op, stommelde naar de keuken en at een banaan. Een oude banaan slaat zwart uit. ’s Morgens drink ik mijn koffie zwart. De meeste mensen houden het bij bruin.
Het was echter te vroeg om nu al aan ontbijt toe te komen. Ik was nog naakt zoals ik geslapen had en dacht er niet meteen aan een jas aan te trekken, een badjas bijvoorbeeld. In die staat was het dat ik begon te ijsberen. Geleidelijk, in kleine kringen. Naarmate de kringen groter werden en ik de snelheid opdreef, verdween de vraag of oud krentenbrood zwart dan wel wit uitslaat.
In plaats daarvan kwamen nu vlagen nieuwsberichten uit alle hoeken van de wereld. Een gebouw dat instort, een vulkaan die uitbarst, de zee die beeft, mensen op de vlucht. Ik wist al lang niet meer hoe lang ik zo ijsbeerde.
Ik kreeg het er in elk geval wat koud van, staakte mijn wild gebeer en trok een kamerjas aan. Ik zag dat het ochtend was. Buiten denderde een vrachtwagen vol volk volgeladen voorbij.
Ik schrijf zelden of nooit kortverhalen. Dit schreef ik in het kader van een wedstrijd. En was meteen goed voor de eerste plaats.