Het is dezer dagen gemeen goed een beroep te doen op wat het volk wil. Populisme heet dat. We zijn er onze standaardtaal aan kwijt geraakt en hebben er een bruine kleur aan overgehouden in de politiek. Om over de strontsmaak maar te zwijgen.
De Verenigde Staten houden er een Trumptrauma aan over, de Britten de Brexit. Overigens blijkt de grootste motor achter het populisme niemand minder dan Poetin en zijn trollenleger te zijn. De pandemie heeft een ware golf van pseudo-epidemiologen opgeleverd ‘onder het volk’, gevolgd door een bruine golf van vaccinatieonwilligen. Hoe komt dat toch allemaal tot stand? Awel, via de treurbuis. Als je daar geraakt, ben je het volk. Treurig.
Aan de hand van volgende terminologische oefening wil ik aangeven waarom het populisme onzin is, waarom we de volksmond beter wantrouwen.
In België leeft in de streek bij de kust een volkje dat het woord ‘krimpkloot’ gebruikt als synoniem van vrek. Echter, wanneer krimpen de kloten?
Uiteraard als het koud is. Heeft dus geen uitstaans met geld uitgeven of niet. Vooral echter als de man klaarkomt gaan zijn ballen krimpen, om vervolgens alles te geven. In stoten en kreunen. Paradox dus: de krimpkloot geeft precies alles wanneer hij krimpt.
PS:
Zeloot:
Blind ijveraar voor zekere religie 2) Drijver 3) Dweepziek ijveraar 4) Dweper 5) Fanaat 6) Fanaticus 7) Fanatiekeling 8) Geestdrijver 9) Godsdienstfanaat 10) Godsdienstijveraar 11) IJveraar 12) Maniak 13) Onverdraagzaam ijveraar 14) Scherpslijper
Theo F. heb ik een zeloot genoemd, in de zin van de bovenvermelde definitie. Wat blijkt? HIj is volgens de laatste peiling de populairste in zijn soort. Wat zegt dit over het volk, het populus dat hem het liefst ziet?
Snapt u het? Nee, of toch? Ja, of toch? Wel, dat een behoorlijk stuk van dit volk zeloten zijn. Wie ooit de moeite neemt om op pakweg de pagina op het smoelenboek van Knack te gaan en de commentaren leest bij politieke verslaggeving, ziet ze daar al komen de zeloten: van Nieuwe, jonge Turken tot sinds generaties ingeburgerde autotochtonen.
(Terminologie is een ‘vak’ ontstaan uit de taalfilosofie. Het bestaat uit het zoeken naar zoveel mogelijk eenduidigheid in het woordgebruik. In het Tieftaliaans is terminologie enigszins omgekeerd: niet eenduidigheid als wel duidelijkheid is het doel van het onderzoek).