5. Aan je stem die ik vond
bij het draaien van mijn tong
en verbloemend in mijn mond,
had ik genoeg niet genoeg.
Aan je arm – over het graf heen
stak die uit –
had ik genoeg niet genoeg.
Aan je vleugels had niemand wat,
geen signaal aan gene wand,
nooit genoeg.
Niet op weg naar Damascus
maar naar Dinant hebben we geworsteld,
arm aan arm, stem voor stem,
jij met je oorverdovende
oordverslindende stilte
van je grafstem,
had me te zwijgen genomen en gelegd.
Met mijn rug naar Dinant
heb ik je herpakt.