Het zou nog lang blijven duren,
zo te lopen langs grijze muren.
Het was Achiel of was het Corneel,
het bleef maar duren werd hem te veel.
De velden lagen buiten ’t bereik
van ogen en handen. Zie, ik reik
acht van mijn tien vingers tegelijk.
Met mijn schoenen onder slijk
loop ik langs huizen en fabrieken.
Hier valt niets te rapen,
enkel stank valt hier te rieken.
Wat verder loopt hooguit een sloot.
Wat is dat gebonk in mijn slapen?
Straks val ik in slaap in de goot.
Op zondag 25 april 2012 won ik goud op pomgedichten.nl met het gedicht ’onverwijderlijk’. In een reactie bij dit nieuws vroeg Martin Aart de Jong, een dichter uit Leiden, zich af en mij af, waarom ik met dat goud me niet terugtrok in pakweg Gendringen om me daar te wijden aan het schrijven van sonnetten. Dus alvast een sonnet