Ik bloed van harte,
groet met een hand,
eet met een mond halfvol tanden.
.
Bij het ademen piep ik niet,
bij het lopen op trappen wel,
aan de knie.
Of aan de voet.
.
Mijn buik schudt hard
van het lachen
of van het tandenpoetsen.
.
Ik maak van mijn hart
geen steen, wel van mijn tandvlees.
Grommend kom ik klaar.
Terwijl ik vroeger zwiepte.