1. Een klap geven, klak, klak,
in het gezicht van het lot,
klak, aan een hand genoeg.
.
Zelfde hand trouwens
die de muren aftast
waarmee dat zelfde lot
ons ommuurt.
.
Ik bleef zitten in de schaduw
van de muren en wou dood.
Wou me dood zuipen.
Zonder ophouden zuipen,
vooral zonder licht.
.
Er kwam echter iemand langs,
op me af en
klak, gaf me een klap.
.
2. Hier sta ik, op de been
voor de zon.
Ik heb mijn plaats in de schaduw
overgelaten aan die vrouw
met haar gebroken hart.
.
Ik ken haar niet.
Ik heb haar echtgenoot niet gedood.
.
Hoe kan je iemand doden
als je je te pletter zuipt
en niemand anders dan jezelf?