1.Zelf baalt de hoek om het gevaar, houdt de muur overeind. Binnen kleuren de hoeken wit, de wanden beige. Warm groen met goud afgewerkt ligt het tapijt. 2.Wie laat zich zomaar vloeren? Een tapijt, het is rood, karmozijn. Er draait een ventilator. Weer is de lucht strak blauw. Wie staat nog op voor dag en dauw? Verveeld draait de ventilator. |