Wittgenstein voor praktisch gebruik

De modernisering van het ambtenarenapparaat in België beweegt sommigen ertoe deel te nemen aan colloquia, seminaries of andere werkgroepen. Het is mooi meegenomen om dan even met Ludwig Wittgenstein te kunnen uitpakken. Om nog andere reden is het praktisch gebruik van dit gedachtegoed mooi meegenomen. Kom en lees verder.

De man, een Weens wijsgeer die in Cambridge terechtkwam, heeft slechts twee boeken geschreven en gepubliceerd. Op het eerste gaan we niet in, het is puur metafysica en logica. Het tweede boek heet “Wijsgerige onderzoekingen” en is de bijbel geworden van de taalfilosofie. Op colloquia, seminaries en andere werkgroepen verwijst men naar dit tweede boek als men het heeft over Wittgenstein.
Er zijn al bij al slechts twee wijsgeren die iets hadden met taal, dat nu nog kan bijblijven. De eerste was Confucius, een Chinees. Van hem onthouden we het gezegde: Let op de woorden. Het klinkt nogal confuus, maar het houdt in dat men zich niet te vlug op sleeptouw mag laten nemen door woorden en dat men bij het spreken en schrijven woorden dient af te wegen. Wittgenstein ging daarop in en verder. Hij verdeelde het veld van de taal in subvelden, taalspelen, met elk eigen regels.

Aan de hand van enkele voorbeelden, geheel in de geest van Wittgenstein, krijg je hier enkele kwesties toegespeeld, met de bijhorende ondervraging, zodat de regels uit de taal zelf duidelijk worden.

Stel dus dat je het volgende te lezen krijgt:

Wie heeft ooit gezegd – en gezwegen –
dat je met je rug nooit tegen
een muur mag gaan staan en
eerst naar links moet uitkijken
vóór je de straat oversteekt?

Wie bovendien het geluk heeft gehad dit ook te mogen horen op het Groot Beschrijf in 2000, a cappella op muziek, met name Anatomy, een compositie van Mal Waldron, gebracht door John Coltrane en Paul Quinichette op saxen, Mal Waldron op piano, Julian Euell op bass en Ed Thigpen op drums, opgenomen op plaat op 17 mei 1957, weet: dit is poëzie.

Ach zo? Het rijmt niet en bovenal, er staat geen beeldspraak in. Beeldspraak of metafoor is net als rijm niet langer de regel in poëzie. Rijm doet er niet meer toe sinds de alfabetisering van de bevolking opschiet.

Poëzie kan nu rustig gelezen worden.

Beeldspraak is eruit gekieperd omdat de metafoor onderofficiersmanieren heeft en prompt woorden naast elkaar zet, of het ene woord vervangt het ander, zonder inspraak van de betrokken woorden. Daarmee is echter de onderofficiersmanier enkel verschoven, van de sportjournalistiek over de politiek tot en met de pseudo-wetenschap. “Conditioneel ben ik best in orde” (lees: ik ben fit), het rolt er zo uit de mond van de wielrenner. Het zou zelfs kunnen dat hij bedoelde dat hij fit was, maar dat is een ander verhaal, namelijk: het verleden kwijnt weg in zijn eigen tijd.

“Het einde van de tunnel is in zicht”, is lang hoorbaar geweest in pakweg de Wetstraat. “In dit scenario neemt de kost van de maatschappelijke bescherming in 2008 toe met 1,5 procent van het BBP”, terwijl er geen draaiboek is, wegens geen film. Hooguit gaat het om een veronderstelling, in het Grieks een hypothese, en zal die kost toenemen in die veronderstelling. (Ook de toekomst kan oplossen in zijn eigen tijd).

In de praktijk neigt het gebruik van beeldtaal in contexten waar geen beeldspraak “verwacht” wordt, tot verwarring. De “flou artistique” is niet voor niets een kunstzinnige aangelegenheid, een contrastwerking die daar tot betekenis kan leiden. Daarbuiten helaas niet.
Kunnen en mogen we hier zomaar bij stilstaan? Wittgenstein was een onrustige geest bij uitstek en moest zich echt forceren om bij woorden stil te staan en zich af te vragen wat ze met ons doen. We moeten hier inderdaad bij stil staan, willen we überhaupt nog communiceren, d.i. betekenis overbrengen. Willen wij dat echter nog wel, of laten we het over aan, ja aan wie? Taal is geen goddelijke gunst die de mens gegeven is voor niet. Taal is het raster dat de mens beschut tegen een overweldigende werkelijkheid, waardoor de mens vat krijgt op wat hem in eerste aanleg bedreigt. Als de taal echter op haar beurt een bedreiging vormt of tot bedrog leidt, kan alle heil enkel komen van een tijdelijke stilstand bij de woorden, om ze af te wegen in het licht van ons denken.

 

 

Plaats een reactie