Die paar keer
Die paar keer dat ik eindelijk werk in de tuin van het Koninklijk Paleis is het nacht.
Ik wil niet wakker worden voor de Koning zelf zich te goed doet aan mijn werk.
Als ik wakker word, is hij nog steeds niet langs gekomen.
De enige keer
De enige keer dat ik de Koning gezien heb, was in de Koningstraat. Hij en ik gingen naar ons werk. Hij met de auto, ik te voet. Ik ging naar het kabinet van een minister. Trouwens, een Van Rompuy, een Herman zelfs.
Elke keer
Elke keer ging het uiteraard om Albert de tweede. Zijn broer Baudewijn, de eerste overigens, was nogal onzichtbaar.
Ongetwijfeld was hij vaak in verrukking.
De ontdekking van de Kunstberg
Die was het feit van A. Canetti. Hij was net in het land aangekomen en bovendien als dichter uitgenodigd te Laken, Brussel. We waren te vroeg in Brussel. Ik parkeerde mijn auto aan de voet van de Kunstberg.
Als je de Kunstberg beklimt vanaf de voet, is de eerste die je ziet het standbeeld van Albert de eerste, gezeten op zijn paard. A. vroeg hem om bij zijn kleinzoon te pleiten voor een gunstige regeling van zijn standplaats.
Halverwege de berg staat het paleis van de hertogen. A was verrukt over zoveel rijkdom. Je zag er kindjes – bloot – en vrouwen – gekleed – gebeeldhouwd in de gevels. “Hier verveelden ze zich alvast niet”, zei A. Ik denk dat ze zich juist wel moeten verveeld hebben.