Hoe is het mogelijk? Kort essay over het ondermogelijke


Soms, beste lezer en lezeres, internauten, zal u zich ongetwijfeld afvragen wie ik ben en vooral in welke wereld ik wel leef om te schrijven wat u hier leest. Tenzij u thuis bent in die wereld. Sommigen onder u zijn dat wel.

Toch is de vraag onvermijdelijk maar niet relevant.

 

Immers, zelf vraag ik me af hoe is het mogelijk? Hoe ben ik mogelijk?

 

Hoe kunnen wereld en taal elkaar ontmoeten, zonder elkaar te zoeken, en zich dan zo uitdrukken? Hoezo? Hoe dan?

 

Dat is het.

Welnu, morgen zal je hier een poëtisch verslag vinden van een doodgelopen wandeling. De werkelijkheid die je in dit gedicht zal zien opdoemen is dus een wandeling die niet heeft plaatsgehad. Echt waar. Een feit deed zich voor in het ondermogelijke, halverwege tussen het mogelijke en het onmogelijke.

 

Daarna, in de loop van de volgende dagen, zal je hier een ander poëtisch verslag vinden. Dat over een droom, over een feit dat zich niet heeft voorgedaan – buiten de droom – maar dat de droom aankondigde. Hoe is het mogelijk!

 

Om jullie te ondersteunen in jullie vrolijke inspanningen bij het lezen, krijgen jullie zoals gewoonlijk een paar voor zich sprekende en toch weer illustrerende foto’s mee.
westhinder02.jpgmarc02ctafels in progress

veroverde landen (nog een deel)


De reisindustrie gaat te werk als elke andere, grootschalige, vlot georganiseerde bedrijvigheid: vernietigend. Toerisme en terrorisme, nergens een rustpunt.

De gastheer plant een uitstap met zijn gezin en zijn gast. Zoals het hier zomert, begint zelfs lood te zweten. Daarom denkt hij aan een verfrissende plek. De zee is meer dan tweehonderd kilometer ver. Te ver. De auto’s rijden de bergen in. Hoe hoger ze rijden, hoe warmer ze stijgen. Een van de auto’s moet even aan de kant op adem komen. Het koelwater stoomt en pruttelt. Drie fietsers komen er aan, klein verzet, op fietsen die je hier zelden ziet, landsvreemde gezichten. Ook zij houden een adempauze. Twee van de drie spreken de taal van de gast wiens auto afkoelt. "Geweldig, joch," hoort hij de ene fietser vertellen. "Gisteren dacht ik dat ik er even uit moest. Ja, toen zat ik nog op kantoor. Te gek, hé. Dan belde ik mijn twee kompanen op, bestelde meteen vliegtickets en zo zaten we gisteren in het vliegtuig, met de fietsen uiteengehaald. Deze morgen dan met een taxi tot aan de voet van de bergen. En kijk, hier zijn we al." En weg rijden ze. Ook de auto’s vervolgen hun weg. Ze rijden door een dorp, vervolgens op een stuwdam. Soldaten bewaken hier de boel. Het is verboden foto’s te nemen. Dit stuwmeer is van groot belang in een land waar water schaars is. Even later rijden ze een parkeerterrein op. De hitte slaat toe als ze uitstappen. Het kan best veertig graden zijn. Ze volgen een smal pad naar beneden. Naarmate ze dalen, daalt de temperatuur. Beneden is een meertje. Het wordt gevoed door een waterval. Het pad dat ze afdalen is even lang als de val van het water. Ze wandelen meer dan vijf minuten naar beneden.

Daar zoeken ze een vrije plek. Er zitten veel mensen op het gras, er spelen en zwemmen er veel in het water. De gastheer, zijn jongste broer en de gast plonzen in het frisse water. Het is meer dan achttien graden warm, maar voelt fris aan. Ze zwemmen naar de waterval. Zover gaan ze echter niet echt. Ze zwemmen naar de oever en klimmen er uit, op de glibberige rotsen. Met handen en voeten lopen ze langs de oever, achter de waterval door. De gast is dit soort rotspartij niet gewoon, zeker niet met blote voeten. Ineens glijdt hij uit en verdwijnt in het water. De gastheer en zijn broer hebben het gezien en duiken meteen het water in. Tot hun opluchting verschijnt weldra, aan de andere kant van de waterval, het hoofd van hun gast boven water. Hij is onder de waterval door gezwommen.

Veroverde landen – derde fragment


Het kan nog verder, tot er geen spoor is te bekennen van Varkenslanders, tot er geen varkens toegelaten worden. Daar slaat de zon genadeloos toe, er is nauwelijks schaduw. In de zandvlakte staat een huis. Iedereen zit binnen en schuilt voor de zon, drinkt thee waarin de munt verfrissing biedt. Hier is de koninklijke munt de meest verfrissende. Er horen gebakjes bij en gedempte gesprekken, met waaiers. Die halen niet veel uit. Hier en daar dommelt iemand in het gezelschap in.

Het land is plat, de zon slaat het vlak in het zand. De lucht zindert droog. Gastheer, gastvrouw en gasten hebben eerst het hoofdmaal gegeten. Geen trage bewegingen, geen slome eters, de hitte deert niet.

Een uur voor zonsondergang vatten de gasten de reis naar de stad aan. Eerst trekt de auto door het zand op een verharding waar wie de weg niet kent, geen weg mee weet. Het is traag zigzag rijden. Lang duurt het niet of de auto vindt vaste grond onder de wielen, rechtlijnig tot in de stad. De zon gaat onder achter de bergen waartegen de stad gebouwd is. In de hoofdstraat van het oude centrum, de kijk-naar-mij-laan, stapt het gezelschap uit. Binnen is het te warm. Ze verzamelen op het dakterras. Er komen nog wat gasten bij. Als de gesprekken uitdijen en de avond ver gevorderd is, begint de muziek. Met stem en gelegenheidsinstrumenten, in opzwepende ritmes en uitsluitend in tegentijd, nemen de spelers almaar meer hoogte. Een vrouw staat op, begint te dansen, danst op de muziek in, laat zich opzwepen, werpt zich helemaal in zang en cadans en eindigt buiten bewustzijn. Het is nacht.

 

*  *

 

Er is geen snelkoppeling naar een achterliggende bladzijde met bijkomende inlichtingen. Mag het iets meer zijn? Ja, lees ook eens tussen de regels. Mag er misschien een afbeelding bij? Er bestaan geen afbeeldingen bij. Wel kwam er een droom van en om van die droom af te geraken – hij achtervolgde de dromer dagen lang – kwam het gedicht (L’esprit européen est à l’heure de la liberté).