Niet alleen geluk kent zijn bron (5)


De weg ernaar lag bezaaid met ondiepe valkuilen, wat voor mijn zwakke voeten veel verstuikingen en een ernstige breuk betekende. Ik leerde zelf fietsen en, op datzelfde eigen houtje, zwemmen. Zo ging ik beter vooruit. In mijn puberjaren begon ik verzen te schrijven. Mijn oudste broer, aan wie ik ze liet lezen, vroeg me of ik Paul van Ostaijen kende. Waarom zou ik Van Ostaijen moeten kennen? Hij zei me dat mijn gedichten leken op die van Van Ostaijen. Een dichter dus, die Paul. Wat een domper! Ik achtte me uniek. In de bibliotheek vond ik vier boekdelen, verzameld werk. Bleek dat de man al lang dood was, vroeg gestorven, en beter geschreven had dan ik. Dan ging ik maar anders schrijven, ik schreef tegen me in. In die tijd ‘betrapte’ mijn vader me op het schrijven van gedichten. Dit bleek hem ernstige zorgen te baren: dacht ik daarmee geld te verdienen, later, om de bakker mee te betalen? Zorgen voor later, vond ik, dat was toen van geen tel. Toen ik jaren later debuteerde op de radio, zat hij aan de knoppen om de uitzending op te nemen.

Het leven in een benepen provinciestad, waar mijn ouders naartoe waren verhuisd toen ik zes was, voedde romantiek. Ik liep te mijmeren op kerkhoven, die in die streek rijk bezaaid zijn. Het ligt er vol soldaten gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog ’s Nachts droomde ik dat ik te voet de weg aflegde van mijn geboortestad naar de stad waar ik sliep. Nooit bereikte ik mijn doel. Het waren geen nachtmerries. Zo makkelijk raakte men er niet weg. Eerst moest ik vallen en breken.

Die dag bestond de leraar het vijf minuten na het belsein door te gaan. Ik was behoorlijk gehaast en liep naar de fietsenstalling. Onderweg bleef een van mijn voeten steken in een gat, ik liep door, tot een forse pijnstoot me tegenhield. Ik strompelde naar mijn fiets, raakte door de pijn heen thuis, werd naar het ziekenhuis gebracht en kon er meteen blijven. Er kwam een operatie aan te pas en een straf gipsverband. Een week bleef ik er en verliet het ziekenhuis op krukken, met de vaste wil beter uit mijn voeten te raken. De remedie daartoe zocht ik niet via informatie (gedrukt papier, raadgevingen, internet was er nog niet). Ik volgde gewoon mijn intuïtie, wat ik toen noemde de gebeurtenissen die opdagen. Tijdens een week in de zomer volgde ik een cursus bedoeld om te leren omgaan met jongeren. Leiding geven was uit den boze, we leerden ze aanzetten tot eigen schepping, die drang in hen levendig te houden. In de herfst volgde dan een opvolgingsweekend in een stemmig kasteeltje. ’s Avonds was er een bijzondere gast, een danseres. Vanaf haar eerste beweging was ik in de ban. Acht jaar lang danste ik met haar en de haren. Aan den lijve ondervond ik de versvoet, maat, ritme, zoals ze opgeslagen sluimerden in mij, om ze te activeren, spontaan te uiten.

Tussendoor haalde ik ook nog een universitair diploma, het compromis met de normen van de samenleving, maar veel vond ik het niet. Slechts drie ‘denkers’ heb ik er tijdens mijn studies ontmoet, de rest waren na-denkers, in de zin van na-apen. Ik wilde uiteraard een proefschrift wijden aan kunst, begon eraan en werd, toen het voor twee derde klaar was, teruggefloten. Tenslotte, en in tweede zittijd, studeerde ik af op ‘Van methodologie van het onderzoek naar onderzoek van de methodologie’, meer bepaald op de theoretische kernfysica. En nee, ik had Finnegans Wake nog niet eens gelezen. De middelmaat, onder het mom van wetenschappelijkheid, had het alsnog gehaald. Ik ben uit het Instituut weggegaan met diploma en slaande deuren. Later ben ik er nog eens een minister gaan vertegenwoordigen, in pak en stropdas, met dienstauto en chauffeur. De middelmaat, ach, maathouden, zo had ik geleerd, niet aan de universiteit, nee, is goed om je denken te verliezen en hoger op te raken, in hogere sferen, bedoel ik, niet om mensen onder die maat te duwen. Macht, daar had je het al.

Maar er was toch al een resultaat, ik woonde op 150 km van dat vervloekte provincienest, had eindelijk mensen ontmoet bij wie mijn blik zich kon aansluiten en omgekeerd. Het woord was ook steen geworden en hoe maak je dat het vlees wordt? Ik hakte de woorden rustig stuk en zette de brokstukken op een rijtje, bouwde in twee of meer regels iets op dat ik daarna stuk maakte in een regel.