1. Drie tellen lang trillen
muren en poort na de val
in het slot, in de muzenval.
De tel valt weg, hij is van geen tel.
Nauwelijks licht valt hier,
laat staan een wolk te zien.
Wrede fee die het hier treft,
voor de poort lagen zwarte veren.
Een hoog denkbare rust
nagelt hem aan de grond,
kluistert in het rond
en vlamt erdoorheen,
gooit hem op de rand
en naar verscheurende onschreeuw.