1.
Het glas straalt, ster,
onder het licht.
Het brandt op olie
van een gewijde olijfboom.
Haast uit zichzelf
geeft de olie licht.
Licht boven licht.
2.
Dra drinken wij de beker
vol wijn, gevuld
door vriendinnen met grote vanzelfsprekende ogen.
Ze zijn goed bewaarde parels,
dragen de kruiken rond.
Geen kater krijgen we ervan.
Geen nevel in ons hoofd.
We kiezen vruchten uit
en vlees van gevogelte.
3.
Nu wuiven ze ons koelte toe.
Hier zijn de nachten koel.
Straks dus houden ze op.
Dan schuiven we het gordijn dicht.
Een glimlach om je lippen, Octavio Paz?
Tieftalen 