Voor Daan Antheunis
Er gaat een onbedaarlijke rust van uit,
haast ongrijpbaar, waaraan ik me vergrijp.
Zacht regent het in een half gesluierd licht.
De vakman plast in het juiste vak.
Dit kan geen bedrog zijn.
Dit mag geen gezichtsbedrog worden.
Het vergrijp dat ik wil plegen
stuit op onbegrip van mijnentwege.
Bij zoveel onbegrip kan ik twee kanten uit:
mezelf de boom in sturen
of dat zelfde zelf de pot op sturen.
Bij zoveel prijs en vree
leg ik me echter neer,
bedwing me en zing.