Binnen enkele maanden trek ik de deur dicht van mijn kantoor in Brussel. Ik zal het niet missen. Ik zal Brussel wel missen maar ik hoop dat het zal wennen en dat ik er af en toe kan terugkeren. Wat ik echter vooral niet zal missen, is de trein. Een overzicht.
Ik heb zowat mijn hele loopbaan, van 1980 tot 2014, gependeld met de trein. Tot enkele jaren geleden kon je ervan op aan en verliep het traject min of meer geregeld en normaal. Toen werd de spoorwegmaatschappij opgesplitst en kreeg elk onderdeel een louter politiek benoemde top. Niemand bij die maatschappij weet nog – ik schrijf bewust in de hedendaagse tijd – dat het bedrijf om de reiziger gaat. Die kan beter de boom in, als het van de bedrijfsleiders en hun ondergeschikten afhangt. Twee jaar lang werden dagelijks minstens drie treinen afgeschaft – er was een becijferde doch geheime doelstelling bij het management, de ezels. De treinen die wel reden, reden met vertraging; ik noemde dat een bonus: je mag langer blijven zitten zonder bij te betalen; probeer het maar eens in een restaurant.
Het liep zodanig de spuigaten uit dat de regering, in dit geval de federale, moest ingrijpen. De politiek benoemde onkundige jongens werden de laan uitgestuurd. Er kwam een bejaarde, gepensioneerde manager in de plaats.
De man in kwestie komt uit mijn streek, het land van Waas of Waasland. Ik had dan ook meteen een pseudo- anekdote in de aanbieding. Mijn trein, die per dag tweemaal tien minuten minimaal vertraging optekende, was op een week tijd twee maal in de pers gekomen, onder meer zeer uitgebreid in het weekblad Knack. Daarom nam de nieuwe spoorbaas mijn trein als eerste, riep vervolgens de verantwoordelijken bijeen, las hen de levieten en zie, anderhalve maand later reed mijn trein weer volgens het boekje.
Dat heeft een jaar geduurd.
Deze week werd een nieuw vervoersplan opgestart. In de aanloop daarvan had een van mijn medetreingenoten, woordvoerder en gemeenteraadslid en dus politiek behoorlijk actief, een infosessie van de spoorwegmaatschappij bijgewoond, met in zijn achterhoofd mijn pseudo-anekdote. Die bleek een grap te zijn. De nieuwe spoorbaas kent onze spoorlijn niet. Hij kent enkel de grote lijnen. Rara dus hoe het opeens weer goed kon komen. Het nieuwe spoorplan werd door de woordvoerder van de maatschappij de hemel in geprezen als: er komt een mooie spreiding. Het woord reiziger komt in die zin uiteraard niet voor.
Mooier maar niet beter
Nu zijn we dus zover. De spreiding is begonnen. Mijn trein vertrekt ’s morgens twintig minuten later, rijdt opnieuw met vertraging. Ik kom later aan op kantoor. ’s Avonds heb ik een in plaats van twee treinen uit Brussel om op tijd in Mechelen te geraken. Die ene trein is bovendien samengesteld uit restanten materiaal van 70 en 80 jaar geleden. Zeer mooi maar niet om te zien. Nog een paar maand en ook dat leed is geleden.