Hij had een uitnodiging ontvangen per fax. Nauwelijks leesbaar, afkomstig van een gekwelde Hongaarse vriend en violist. Om een vergadering bij te wonen van vertalers voor de oprichting van een vakbond of een belangengroepering. Vooruit. Hier gaan we dan maar, dus ging hij.
Verschrikkelijk, zonder auto, om vanuit de hoofdstad naar de tweede stad erbuiten te gaan. Maar hij kwam daar aan, woonde een chaotische vergadering bij, bezocht een promotiestand van België als monument. Hij was gecharmeerd op het eerste zicht. ’s Avonds keerde hij terug met de standhouder die ook geen auto bleek te hebben, in een Peugeot 404, bordeaux. De standhouder bleek radio-journalist Jef Lambrecht, die op een steenworp afstand leefde van zijn huis. De stichting die hij gepresenteerd had op de vergadering, had in archieven ontdekt dat New York werd gesticht door Belgen. Dus, daagde de stichting de fabrikant van Stuyvesant sigaretten voor een New Yorkse rechter en eiste dat die de vermelding verwijderde van zijn pakjes waarop te lezen stond dat Stuyvesant New York had opgericht.
In de jaren daarna ontmoette hij Jef hier en daar. Op een dag, een zaterdag, zagen ze elkaar drie keer in het centrum van de stad waar ze woonden. De derde keer stelde hij voor om Jef met de auto naar huis te brengen, hij had inmiddels opnieuw een auto. Jef bedankte hem, zijn vriendin zou hem komen halen en daarop nodigde hij hem uit op een receptie de volgende dag aangeboden door de stichting, om de onafhankelijkheid van België ten opzichte van Zaïre te vieren.
Jef was gespecialiseerd in cultureel-artistieke verslaggeving en las vaak ’s ochtends de kranten. Inderdaad, de directie van de radio vond dat hij beschermd moest worden tegen zichzelf. Het persoverzicht maken, wat betekende dat hij moest beginnen te werken om vijf in de ochtend, was een dergelijke maatregel, evenals weekenddienst.
Jef had geen ambitie. Bevordering betekende niets voor hem. Hij zou liever heel goed doen waarvan hij hield. En om zichzelf een bevordering te geven, werkte hij tijdens zijn vakantie als gids in een land in het Midden-Oosten. Zoals zijn zoon de half overheidsambtenaar had toevertrouwd, had Jef Arabisch geleerd gezeten op een semi-vliegend tapijt, een pijp met kif rokend. Met een kop sterke koffie erbij, uiteraard. Op een dag, toen hij terugkwam van zijn zelf gegidste vakantie, brak de eerste Golfoorlog uit. De redactie vond niemand om uit te sturen naar de Golf, en vroeg dan maar of Jef terug wou naar waar hij vandaan kwam. Hij stemde toe en werd oorlogsverslaggever. Sindsdien heeft de directie de zelfbeschermingsmaatregelen tegenover Jef opgeheven.
Hij heeft zich erin gegooid. Hij heeft boeken geschreven over Palestina. Op een dag, het was een maandag, vond de halve ambtenaar Jef in café de Kat. De tweede Golfoorlog was hangende. Ze zeiden gedag. Hij zat alleen voor zijn biertje. De ambtenaar zei hem rustig zijn glas op te drinken. “Ze zullen wel op je wachten voor ze hun oorlog beginnen”. Hij glimlachte. De volgende zondag brak de tweede Golfoorlog uit.
Jef was een verwoed roker. De sigaret heeft hem geveld op negenenzestig jarige leeftijd.