We waren te gast bij de geest
van Jules Deelder
nog voor zijn verscheiden.
Ons viel meteen de bink-
en de bonkstijl op.
We probeerden er nog naast te kijken.
Het lukte niet echt.
Er zaten geen pieren
in zijn neus noch in zijn oren.
Ik heb nu eenmaal alles al gezegd,
wist hij nog, maar gaat u zitten.
Wij zijn voor de lieve rooie
vakbroeders en staan
geparkeerd in een vak
aan de rand, weet je wel.
De piercing aan zijn oor
had allicht aanvankelijk
wat aandacht getrokken.
Wij waren er op uit gekeken.
Zijn blauwe leren schoenen
had hij dan weer niet aan.
Toch zagen we hem best staan.
Nou, sprak ik, het was best gezellig
maar we moeten nu toch gaan.