Beste heerschap,
Als fervent openbriefschrijver wens ik u er vooreerst op te wijzen dat u zich tussen ander politiek en zakelijk geboefte bevindt zoals de burgermeesters van Bornem en Temse, de directeur van Da Vinci en consoorten. U mag zich dus zowel verheugen als geviseerd voelen.
.
Uw uitlating op het groot smoelenboek dat Algerijnen, Marokkanen en Congolezen hier niets toevoegen aan ons bedrijfsleven, getuigt van gebrek aan terreinkennis. In uw huidige functie kunt u deze leemte verhelpen, op voorwaarde dat u die paardenbril van uw ezelskop haalt.
.
Op kantoor bijvoorbeeld werken heel wat Congolezen en twee Algerijnen. Ik ken nog een derde Algerijn die hier in België flink bijdraagt aan ons bedrijfsleven.
Zelf kent u er geen enkele.
.
Anders had u op het groot smoelenboek geschreven: “Wat dit Amerikaans magazine hier suggereert vindt bij ons geen voedingsbodem. De gemiddelde Congolees in Noord-België (u zou natuurlijk een ander woord gebruiken) leert sneller Nederlands dan de autochtone bevolking deze taal beheerst. Deze Congolees vindt daarom ook snel werk. En van de Algerijnen zijn er niet zo veel in ons land maar als ze er zijn, werken ze naar behoren en mogen ze er zijn.”
.
Gisteren moest u zich verontschuldigen en las u daartoe wat u voorgeschreven werd op een blaadje (naam van de auteur onbekend op de redactie; houterige stijl van “ik kan niet schrijven”). Dat kwam behoorlijk belachelijk over en weinig overtuigend. Er zal meer nodig zijn wilt u uw huidige bevoegdheid (naam bekend bij de redactie) behouden.
.
En vergeet volgende keer ook niet iets te schrijven op feesboek over de Turken. Deze voelen zich door u verwaarloosd.
Met de nodige minachting