Open brief bij wijze van open doek aan Maarten Inghels, dichter en stadsdichter van Antwerpen


Betreft: je Scheldetocht

Het  is gewaagd een dagboek over een voettocht langs de Schelde als stadsgedicht aan de man te brengen. Via via de wegen die mij eigen zijn kon ik het document lezen; ik las het voor ik mijn ontbijt nam, op de nuchtere maag. Het smaakte.

Het is geen gedicht geworden maar een dagboek. De grote voorganger in deze is Basho, de Japanse dichter die te voet naar het noorden van het eiland trok, langs een nauwe weg. Hij hield daarvan een dagboek bij waarin hij af en toe een haiku liet vallen. Ik vraag me trouwens af of Basho niet de haiku heeft ‘uitgevonden’. Bij jou is de tekst van je dagboek doorspekt of doorregen met poëtische invallen en uitvallen, zonder op de bladspiegel aan te geven dat het gedichten zijn.

Ik rij vaak met de fiets langs de Schelde tegen een gemiddelde snelheid van twintig kilometer per uur. Ik mis in je dagboek de plekjes die ik zo enig vind, waar ik soms stil sta of mijmer. Het is alsof je die plekjes niet gezien hebt.

Het is overigens een huzarenstukje wat je daar gedaan hebt, schrijven “pris sur le vif”, op heterdaad. Basho deed dat ook. Zelf heb ik het ook ooit gewaagd. Ik zal het nooit betreuren, integendeel. Het is me zo goed gelukt dat het aanleiding gaf om van een verhaal dat ik had geschreven en dat nogal kort uitviel, gewoon een heus boek te maken.

Hoe dan ook hoed af. Behalve Basho heeft niemand voordien het gewaagd te doen wat jij gedaan hebt. Ja, ik weet wel dat je thuis je tekst wat hebt bijgewerkt, gesnoeid allicht. En dat je dat stuk kaas hebt weggegooid … wie zal het je kwalijk nemen?

basho