Een enkele keer of meer hebt u zich, lezer van poëzie, allicht afgevraagd waarmee dichters hun dagen vullen. Het is uw volste recht en de meeste dichters gaan niet in op die vraag. Die doet er niet toe volgens velen. Onder hen.
Het Tieftaliaans mag daar een uitzondering op zijn. In mijn prille jeugd heb ik het Zenboeddhisme ontdekt en de daarmee gepaard gaande acties die geen activiteiten zijn: bloemschikken, boogschieten, fietsen onderhouden en dies meer. Sindsdien beoefen ik de poëzie op die zennige manier. In een gooi schrijf ik het neer, bekijk het en zie of het raak is. Indien niet, gooi ik het weg. Indien wel, verdraagt het gedicht hoogstens hier & daar nog wat bijsturing, zoals daar zijn schrappen, synoniemen, ritmeaanpassingen.
Aldus kan ik ertoe komen een min of meer zuivere lyriek te schrijven. De enige dichter die daarmee van gedachten kon wisselen met mij was Derrel Niemeyer, zaliger helaas.
Een neveneffect van deze poetica is dat de dichter over een zee van tijd beschikt die hij niet hoeft te wijden aan de poëzie. Hij kan aldus pakweg een voltijdse dagtaak uitoefenen en dus een gezin stichten en dies meer. Daar ga ik echter niet verder op in, het doet er immers hier en nu weinig toe. Voor hetzelfde geld had ik kunnen kiezen voor een verderfelijk, liederlijk leven in de kroegen en langs rotondes en andere gootstegen. Daar wil ik echter niet dieper op in gaan.
In elk geval had ik ook de tijd om met een van mijn uitgevers indertijd op pad te gaan. Behalve een bundel uitgeven heeft hij niet veel gedaan voor mijn poëzie maar een uitstap af en toe moest kunnen. De man beschikte immers enkel over vrije tijd. Aldus geschiedde het dat we op een dag naar Nevele trokken. Het is een plek in Oost-Vlaanderen, dus gelegen in Noord-België, het Nederlandstalig gebied van dit land. Ik geef dit wat uitvoeriger mee omdat ik ook Nederlandstalige lezers heb in Nederland, de Verenigde Staten en Zuid-Korea, Frankrijk en dies landen meer.
Daar is de Brusselse zanger Johan Verminnen beland toen hij in Gent het geluk in de ogen keek en ermee getrouwd is. Wat meteen het einde betekende van zijn zangloopbaan. Mijn uitgever nam me mee naar een café aldaar, geheten “De reisduif”. Het is de titel van zowat het enige lied dat die Brusselse zanger in Nevele geschreven heeft. Ik neurie het vaak. “Café de reisduif, café de reisduif, bij Cyriel en Kietelaar, Cyriel Buysse achterna”. Het betreft hier uiteraard mijn eigen, lichtjes pornografische invulling van de tekst van dit lied.
Het café zelf tart elke verbeelding. Pardon, tartte, het is inmiddels gesloten. Daar kom ik straks op terug. Het was eeuwenoud, had in veertig jaar geen likje verf meer gezien. Cyriel, de waard, of Kietelaar, de waardin, kwamen op het terras de bestelling opnemen bij de klant. Daarna slofte hij of zij naar binnen, kwam daarna naar buiten gesloft met de drank in de fles en een glas, zette het glas neer op de tafel van de klant, ontkurkte de fles, waarbij de kroonkurk op de vloer vloog, en schonk uit. De vloer van het terras bestond dan ook uit ontelbare kroonkurken.
Meer valt er over dat café niet te vertellen, behalve dus dat het inmiddels dicht is. Het kwam in het nieuws, toen het café dicht ging.
Waarom vertel ik dat nu allemaal? Wel, ik heb een idee. Stel dat ik alsnog zou verankeren in dit kleine, wat lage land bij de zee. En ik Gent verder een kloot zou willen aftrekken. Ik zou het café terug openen, het terras kurkvrij laten maken met een kleine bulldozer, het interieur opfrissen en een nieuwe naam geven: café de Schandvlek.
In de jaren 1950 of zo, ik ben slecht in cijfers, ontstond in België de kunstkring de Nevelvlek. Die ging voornamelijk en aanvankelijk in op toneel, later op alle letterkundige voortbrengselen. Dit geheel tussen haakjes. In Nevele een vlek maken, dus, en als we dan toch bezig zijn, meteen een schandvlek.
Het café zou op zijn beurt op een eigenzinnige wijze worden gerund. De klanten kunnen namelijk ongevraagd de uitbater aan hun tafel te gast krijgen die dan begint uit te weiden over Gent, die schandvlek. Of gewoon wat gedichtjes voorleest, op fluistertoon.
Na ongeveer tien jaar zouden de media belangstelling beginnen vertonen. Voor de schandvlek. Een inderhaast doch vakkundig opgesteld persbericht zou dat proces uiteraard kunnen versnellen, zodat na tien weken al mediabelangstelling bestaat.
Dat zou dan de omzet te goede komen want het aantal bezoekers in het weekend, de meesten op de fiets, zou aardig toenemen. Doch de waard zou in het weekend niet aan tafel gaan bij de gasten. Zodat ook in de week een goede omzet kan worden gedraaid.
Zo, dat was het dan weer.