Het interview (het vervolg)

‘Soms heb ik de neiging vooruit te schrijven op de feiten. Nou ja, feiten. Eigenlijk schrijf ik gelijklopend met sommige mogelijkheden. Nee, ik ken niet altijd alle mogelijkheden maar toch altijd wel een paar. Die al dan niet een feit worden.’

De interviewer knikte. Hij leek geboeid. Hij had dan ook wijsbegeerte gestudeerd. ‘Nou, en?’

‘Wel, onlangs wou ik me inhouden, de tijd stoppen en wachten op de feiten. Echter, ik was mezelf niet de baas en heb gegokt, vulde een versregel alsnog aan. Ik wou haast mezelf vervloeken, zo’n haast.’ Hij zweeg. Hoorde hij diep van binnen zichzelf vervloeken?

De interviewer zweeg op zijn beurt. Hij dacht dat de dichter worstelde. Met een demon. De dichter had zijn gedachten geraden en gelezen.

‘Niets demon, vriend. Dankbaarheid. Ik had namelijk juist gegokt. Ik hoefde het gedicht niet te dumpen. Het staat er, helemaal. Zie je, een gedicht moet kloppen’.