Nood

Heer, ik heb geen brood meer, geen dromen, geen verblijf.

De mensen hebben me verjaagd, ik ben nu eenmaal naakt.

En uw broeders hebben me niet erkend.

Ik zie dan ook bleek en huil.

 

Toch bemin ik hen zoals het staat geschreven.

Door hen weet ik hoe bitter het leven is gebleken.

Geen vrouw wil me tot moeder zijn.

Geen hart aanhoort mijn geschreeuw.

 

Om me heen voel ik de geruchten kalmer worden.

De mensen zijn hun eeuwig feesten beu.

Ze zijn waarlijk doof voor zij die hen toeroepen.

Heer, vergeef me als ze me niet hebben bemind!

 

Heer! Ik had geen droom meer en zie, de maan

Daalt neer uit de blauwe hemel als een hoog wiel.

Ik voel haar kus als een pinksterfeest.

Ik heb mijn lijden gedragen tot de grenzen van haar duin.

 

Maar ik honger naar brood, Heer! en naar kussen.

Grote nood om liefde pijnigt me en obsedeert me.

Op mijn stenen bank volgen de schimmen elkaar

op van de Vrouwen die hem hadden kunnen lenigen.

 

De vlucht van het uur migreert naar duistere oneindigheden,

De hemel zweeft, een stap staat op in stilte.

De dageraad wijst de vaten aan in het bos van de schaduw

En het is het enorme Leven dat opnieuw begint!

LDeubel brev

(Men heeft op de plaats genaamd “De Zeven Bomen”, in Maisons-Affort, het lijk uit de Marne gehaald van een man die zijn legerboekje bij had op naam van LOUIS DEUBEL, 31 jaar, repetitor. 

Het lijk is overgebracht naar het knekelhuis. )