Wij dringen binnen
in de droomruimte.
Ik mag je dan wel bestijgen,
nooit word ik je roskam.
Ik mag je zelfs beklimmen,
ik raak niet tot je bergkam.
Soms tergen onze voeten de hemel.
Onze ontoereikende handen
moffelen zich weg.
Een & al adem.