Logistiek, terrorisme en financiering

Voor Delphine Lecompte

Ik heb nooit ook maar een ogenblik gedacht aan de plek tussen de benen van mijn arbeidsbemiddelaarster om me daar een weg te banen. Nee, ik ben daartoe niet extremist genoeg. Ze heeft verder niets aantrekkelijks zodat ik me bij haar doorgaans verveel. Dat zou vandaag echter kunnen veranderen.

Ik loop al een tijdje mee in de steun en de werkloosheid zodat mijn uitkering stilaan in het gedrang komt. Mijn arbeidsbemiddelaarster is er ondertussen achtergekomen hoe dom ik ben. Hoop op arbeid op de arbeidsmarkt koester ik dan ook niet langer. Mijn geluk bestond uit een vrachtwagen waarop, in koeien van letters, geschreven stond: intelligente logistiek. Als die al bestaat, waarom bestaat er dan geen domme logistiek? En waarom zou ik die niet uit de grond stampen?

Het spreekt vanzelf dat ik geen centen heb. Als goede West-Vlaming hoor ik noest te werken om veel geld te verdienen maar ik heb geen noest werk. Boerenslim daarentegen… Als ik nu voor pakweg vijfhonderd euro een bestelwagen op de kop kan tikken, en ik gooi er nog eens vijfhonderd tegenaan om de verkeersbelasting en de verzekering te betalen en een eerste keer vol te tanken, dan heb ik duizend euro nodig. Ik schilder op mijn vehikel “domme logistiek”. Iedereen zal willen weten wat dat betekent. Daarom schilder ik daaronder de letters: dommelogistiek.com – ga dat zien. Ik heb het nagerekend: in de logistiek betaal je vijftig cent om een pakje te bezorgen, een euro om een pak te bezorgen en driehonderd euro voor een verhuis. Ik zou dan domweg vijfendertig cent rekenen voor een pakje, vijfenzeventig voor een pak en tweehonderdtwintig voor een verhuis, met inbegrip van een tweede dommekracht.

Die duizend euro vinden is dus het eerste wat ik moet doen. Bij de bank moet ik niet aankloppen, tenzij met een geweer in de hand en een bivakmuts over mijn smoel. Bij mijn ouders ook niet, zelfs niet met een geweer in de hand. Ze kennen me, ik zou niet durven schieten. Nee, ik ben geen extremist noch radicaal en al helemaal niet misdadig; ik ben nu eenmaal dom. Maar wel boerenslim. Ik ken hier in onze sociale woningbouw een paar van die radicalisten, ze lopen erbij in een soepjurk, dragen een baard en richten de ogen meestal naar de grond. Ze vinden me sympathiek omdat ik tenminste een praatje sla met hen. “Alles goed, mijn brave buurman?” Ik heb een ontzettend zwak voor alliteratie. “Alles goed, ja, god zij dank”, mompelt die dan in zijn baard. Nu, veel stelt die baard niet voor, meer stof dan haar. Dat doet er verder niet toe. Ze vergaderen meestal in de moskee en daar zet ik geen ontschoende voet binnen. Daarnaast hebben ze ook al eens een half stiekeme ontmoeting in een of ander koffiehuis in hun buurt. Daar hang ik ook al eens rond, omdat de koffie er goedkoop is. Je betaalt er anderhalve euro in plaats van twee tot twee euro vijftig cent elders. Nu is er een van die brave buurmannen die me meer aantrekt dan de andere: hij rijdt met een chique BMW van nauwelijks vijf jaar oud, een model zevenhonderd denk ik, die hij onmogelijk kan betalen van zijn uitkering.

Met hem pap ik dus maar wat aan. Dat is niet gemakkelijk. Hij is mensenschuw. Maar op een dag zie ik hem onder de motorkap van zijn BMW gebogen. Nu ken ik toch wel iets van automechaniek, een mens moet toch iets kennen en ik moest thuis een stiel leren en die stiel kon er bij mij net in. “Zo, goede godvruchtige buurman,” sprak ik, “heb je motorpech?”. “Wat kan je dat schelen?”, mompelde hij. De meeste van die mannen mompelen doorgaans. Echt waar. “Niets, hoor, maar ik kan misschien helpen.” Ze zijn dat niet gewoon van autochtone Belgen, dat die iets van automechaniek kennen. Zij menen dat zij alleen daar iets van kennen. Ik duwde hem lichtjes opzij en zag meteen dat hij verstrikt was geraakt in een elektronische component die de voeding van de motor regelt. “Je motor start moeilijk en valt om de haverklap uit,” zei ik. “Bij God, hoe weet jij dat?” riep hij uit. Als ze roepen, worden ze gevaarlijk. “Als bij wonder, zeker”, antwoordde ik. Om het verhaal kort te maken: er zat een kortsluiting in het systeem. Ik zocht de draden op die er half bloot bij lagen, knipte ze wat bij, herstelde de verbinding en verving de zekering. En hop, daar ging de motor weer vlot draaien. Mijn goede doch radicale buurman was daarvan zo onder de indruk dat ik niet zozeer een koffie met hem mocht gaan drinken als wel dat hij me tweehonderd euro gaf en me uitnodigde om vrijdag aanstaande bij hem thuis couscous te komen eten.

Een hele ijskap was dus gebroken. Aan de couscoustafel werd geen woord te veel gesproken en des te meer gegeten. Dat vond ik fijn. Daarna mocht ik uiteraard mee naar het koffiehuis om een thee te drinken. “Of hij zijn vrienden naar mij mocht doorsturen als ze autopech hebben?”, vroeg hij. Als die allemaal even vlot tweehonderd euro betalen zag ik dat wel zitten. Anderzijds zou ik dat geld moeten investeren in materiaal voor autoherstelling en daar had ik geen zin in. “Liever niet,” zei ik dus. “Ik ben liever jouw vaste hulp bij autopech.” Hij zweeg even en begreep het meteen. “Ha, oké,” sprak hij. Sinds ik hem geholpen heb, mompelt hij niet meer met mij maar spreekt gewoon.

“Vriend,” sprak ik hem toe, “ik wil het niet weten hoe jij met zo’n dure auto kunt rijden maar die auto is slecht onderhouden.” Weer zweeg hij. Hij vocht een gevecht uit tussen argwaan en sympathie. “O, die auto is gesponsord. Als ik dat wil, rij ik morgen met een andere.” Van zo’n antwoord moest ik het hebben. Ik rook duizend euro. “Kijk, als ik wat aan je auto werk en hij is weer prima in orde, en je verkoopt die voor pakweg achtduizend euro, dan krijg ik gewoon duizend euro, is dat oké?” Weer werd hij stil. Weinig kennis van de Belgen maakte hem achterdochtig. Wat ik zei kunnen alleen zijn volksgenoten uitvinden. Maar zijn sympathie voor mij werd er alleen maar groter op. Omdat ik er ook nogal dom uitzie, verwachtte hij mijn repliek niet.

Ik zei dus tegen mijn arbeidsbemiddelaarster dat ze voortaan wat mij betreft de boom in kon, dat ze mijn dossier mocht afsluiten en dat ik voor eigen rekening domme logistiek ging doen. Ze keek me vol ongeloof aan. Ik knikte echter hevig genoeg opdat ze haar werk zou doen zoals ik bevolen had.

Heel dat netwerk van mijn buren alleen al brengt me per maand driehonderd euro op. Omdat ik domme logistiek doe, betaal ik nauwelijks belastingen. Dus houd ik van die driehonderd na aftrek van de belastingen tweehonderd zeventig euro over. Daarnaast doe ik veel vrachtjes voor mijn goede, sympathieke buurman, die radicaal dus. Die heeft blijkbaar veel te doen en zowat overal in Europa, zodat ik maandelijks al vlug aan hem alleen al duizend tweehonderd euro verdien. En ik val niet op bij de politiecontroles omdat ik er dom uitzie en heel gewoon.