Op een dag heb ik London in crisis achtergelaten. Als reporter was ik toen een stille maar na mijn komst kon het soms razen. Wat ik toen niet wist en inmiddels wel weet, is dat London neerkijkt op Brussel. Wat ze zelf doen, menen ze daar nog steeds beter te kunnen dan in Brussel. Ook zijn ze ondertussen razend jaloers geworden dat we de euro hebben tot stand gebracht. Misschien wringen ze nu hun handen tot de eurozone weer uit elkaar valt.
(Eh non, sous l’impulsion cachée mais effective des Russes, ils ont préféré quitter la zone euro et même l’union européenne carrément. Seulement, sans savoir comment faire. Ils en perdent la raison, chaque jour un peu plus).
(Dus niet. Aangedreven door de Russen, onzichtbaar maar doeltreffend, hebben ze de voorkeur gegeven om de Eurozone, ja zelfs de Europese Unie, gewoon te verlaten. Maar ze weten niet hoe. Ze verliezen er het hoofd bij, elke dag wat meer.)
Die dag was ik dus in London, ergens in 1999 moet het geweest zijn. Opgestegen in Deurne Internationaal, een regionale vlieghaven die vlakbij de deur was, stond ik geen minuut later al in London. Het is het verschil tussen onze tijd en hun tijd.
Ik mocht er een vreemde ervaring opdoen. In London City, dat is waar al die banken en makelaars huizen en het slijk der aarde met massa’s rolt, ging ik een gebouw binnen. Daar zouden we een en ander te zien krijgen. Het eerste wat ik zag, was een man in pak en das, die met een kartonnen doos onder de arm, de lift nam en uitstapte op dezelfde verdieping als ik. Hij ging een computerkamer binnen, deed daar een deur open, haalde de inhoud uit het karton, schoof dat in de computer, klikte het vast, sloot de deur en klaar was Kees. Science fiction, hoe bestaat het!
Later zaten we iets gelijkaardigs te bezoeken in een nieuwe kantoorwijk in het havengebied. Een enorme grote zaal met wel honderd werkposten, zijnde tafel en stoel met een computerscherm en niemand die er werkte. Het gaat om opvangzalen voor crisisgevallen of in geval van ramp. Je kan er een hele marktenzaal van een bank in onder brengen terwijl de oorspronkelijke marktenzaal rustig in brand staat. Of ontploft. De reservezaal beschikt over dezelfde computer of nagenoeg als de originele. Een zelfde computer kost het dubbele van een nagenoeg.
We hadden zicht op een gebouw dat onaf leek en waar het persagentschap Reuters bleek te huizen. De Britten vonden het vreemd dat ik dacht dat het gebouw nog niet af was. Toch ziet het er zo uit. Toen vroeg een van hen, we waren twee Belgen, of we kip hebben gegeten in die periode. Die periode was het hiphopcrisis bij de Belgische kip. Ze danste tot ze erbij neerviel omdat ze teveel dioxine ophad.
“Uiteraard zouden we toen kip eten,” antwoordde ik meteen. “Tegen dat we wisten dat er iets aan de hand was, was het te laat. Dan kon je er evengoed maar eten. Alleen, je vond nog nauwelijks kip in de handel.”
Met verstomming en ongeloof keken ze me aan. Dus ging ik nog een stap verder. “Daar was het helemaal niet om te doen, trouwens. Het ging er om dat we het varken kwijt wilden dat toen onze eerste minister was. En het heeft gewerkt.” Het ongeloof werd nog groter, de stilte in hun anders zo kwebbelende mond, nog meer geladen. “Tja,” voegde ik eraan toe en gaf meteen het genadeschot, “hoe zijn jullie Maggie Thatcher kwijtgeraakt?” Toen durfde eindelijk een Brit te spreken: “O, ja, met die dolle koeien.”