1. Ik had de plek zorgvuldig uitgekozen
zodat de plek me kon uitkiezen.
Wisten wij veel waarom?
Wij hoefden niet te weten.
Niet het uitzicht was van tel,
wat telde had geen zicht.
Van de oost waaien winden,
van de west waait hinder
en geen bakens eerst.
Tot iemand vroeg of ik je kende. Zolang niet.