2. Het woord een bouwsteen
Hoewel wat ik hier schrijf, vlot geschreven is en gelezen kan worden, zal deze tekst niet beklijven. Ik vertel en bedenk, niet zomaar wat. Nee, precies wat is geschied. Misschien is het leuk, of belangwekkend. Om zo vlot te schrijven, volg ik de weg van de discursieve logica. Dit behoort niet tot mijn gewone doen als schrijver, ik volg meestal de weg van de associatie van de woorden, de analogica, het verbond dat woorden onderling maken, het verband dat ze zich leggen in de mond van mensen. Ik lul liever uit mijn nek, zoals dat heet. Als nek en lul pejoratief geladen zijn, dan is dat door de samenleving, niet door de lul en de nek. Pinksteren is het feest van het gelul uit de nek, de lullaby, het spreken in talen. Overigens is de lul geen schaamdeel maar een edel deel en de nek laat nogal vaak het achterste van de tong zien. Bovenal krijgen woorden die vloeien als zaad meer betekenis, ze zijn rijker, dan wanneer ze eenduidig volgens de logica op een rijtje komen te staan. Uit de nek geluld komen soms woorden die meer beklijven. Dit betoog begint me te vervelen.
Een essay schrijven is in zekere mate mogelijk met de lul vanuit de nek. Het is een nuttige poging – in het Frans: essai – om gedachten te laten spelen volgens eigengereide spelregels van de associatie, een geheim verbond. De schrijver kijkt toe, schrapt en vijlt hier en daar wat, maar niet te veel. Anders wordt het gekunsteld.
Zie hoe Montaigne het deed: van de vrije kunsten, zoals de menswetenschappen toen heetten, wilde hij nagaan hoe de kunst vrij kan maken. Kunst kan de wereld niet redden, maar schept wel mee aan de wereld en, in een zelfde beweging en gebaar, kan ze die schepper bevrijden. Ook ‘vrijen’ maakt vrij, los van ons beeld, tot op het bot, met de lul uit de ene en in de andere buik.
Macht daarentegen maakt niet vrij: zowel de machthebber als de onderhorige zijn gebonden. Als binnen een koppel een van beiden de bovenhand wil halen op de ander, is het zover: ze verbinden elkaar niet langer maar binden zich vast, binden in. Associatie is enkel mogelijk in vrijheid: het mag er soms naar uitzien dat er iets van betekenis aan de oppervlakte komt: wie zich echter daaraan vergrijpt, er naar grijpt, met man (of vrouw) en macht, grijpt ernaast. De vogel is gevlogen, de vis ontglipt.
Zijden draden, je kan er zoveel hebben dat je er een ketting kunt van maken. Was het dat wat Faverey te binnen schoot? Waren zijn vrije verzen tegengesteld aan zijn voeten, die gebonden lagen?
Hoe hard ook de nek, een geoliede hand kan haar soepel maken. In het gevecht om de engel zijn geen wapens nodig. Toen ik een van de meest strijdbare engelenvechters ontmoette, is mij de stroom gaan versnellen. Vooraleer ik daartoe kwam, heb ik een hele weg afgelegd. Van die weg getuigen mijn gedichten. Enkele mijlpalen kan ik bij deze aangeven, ook al omdat ik (weer) bakens aan het uitzetten ben. Ik zou J., schilder, deze tekst willen opdragen. Tegelijk wil ik niet dat hij die meteen leest. Later. Ik weet ook nog niet wanneer ik deze tekst zal laten uitgeven. Later. (inmiddels is hij gestorven)
Als kind wilde ik op zoek naar de bron van de talen, van de taal. Daarbij stelde ik me een geografische plaats voor, meestal zuidoostwaarts op de aardbol. Het kind dat ik was, is geboren in wat veel later een multiculturele omgeving is gaan heten. Vader uit Nederland, grootvader langs moeders kant Fransman. Ik zag het levenslicht op een honderdtal meter van de Franse grens. Noem me gerust een grensgeval. Het valt wel mee, al is het moeilijk, zij het met de jaren makkelijker en makkelijker, vooral sinds begin de jaren 1990 de Europese binnengrenzen weggevallen zijn. In de hoofden van de mensen spoken ze nog wel, maar ik lach erom. En ook, wat makkelijk is, verveelt snel. Tussen drie talen groeide ik op: Nederlands, Frans en het lokale Bantoe (In Vlaanderen heeft het gemiddelde Bantoe bij benadering een actieradius van 25 km.). Komt daarbij dat ik nieuwsgierig was en nog steeds ben. Wilde ik daarom naar de bron van alle taal, van alle talen?