In de tomeloze vloed
heb ik er gelegen,
water beukt in golven.
Aan land geklauterd
stormt het beelden
doorn, heel klein en dodelijk
die onsterfelijke pijn verschaft.
Tekens die de zee op het basalt schrijft
tekens die de wind in de woestijn schrijft
testament van de zon
mijn bloed trekt verder, kalm nu en
naakt strek ik me uit op de steen
(de zonnesteen, 1957, hertaald)