Niet alleen geluk kent zijn bron


In het bestek van dit essay ga ik in cirkels, die spiralen vormen, de krachtlijnen na van wat me gebracht heeft tot wat ik ben geworden. Als sommigen zich bij de lezing niet zouden terugvinden, wil ik me hiervoor geenszins verontschuldigen.

Het is sinds James Joyce net geen traditie geworden een boekje open te doen over de ontwikkeling, of ontluiking, van een jonge man of vrouw tot kunstenaar.

Het is dan ook niet uit traditie dat ik dit hier doe over mezelf. Veeleer is dit een huldebetoon aan hen die mij de krachtlijnen hebben helpen ontdekken en uittekenen. Ook is dit boek gericht aan hen die zelf nog niet hun krachtlijnen hebben kunnen ombuigen.

 

1.    Van de macht, dienaars en bedienaars

Door omstandigheden en in het vooruitzicht een pers- en voorlichtingdienst voor milieuzaken op te zetten, trad ik op 1 april 1980 in dienst van de Belgische overheid. Ik had net op een jaar tijd zo’n dienst opgezet en uitgebouwd voor mensenrechten. Ongeacht de zaken die al dan niet plechtig het voorwerp uitmaken van de informatie die ik bracht en produceerde, steeds bleek hoe belangrijk informatie is en hoe weinig gezagsdragers er het belang van konden inschatten. Het leek het begin van de informatiesamenleving.

Mensenrechten bleken geen erezaak maar een egotrip te vormen. Van milieuzaken kwam niet veel in huis. De regering viel, ik kon op de lopende zaken springen. In feite bleken die lopende zaken trager afgehandeld te worden. Gewone zaken namen een loopje, waren hollende zaken en op de lange duur uithollende zaken. Maar ik loop vooruit. In tegenstelling tot de geplogenheden van dit al te lage land, was ik gevraagd zonder dat ik een beroep had gedaan op enig minister of ander politicus. Nee, het land deed een beroep op mij.

Na de val kwam de heropstanding en trad een nieuwe regering aan. Ik werd ondergebracht in de bestaande PR-dienst van het departement. Daar maakte ik onder meer het dagelijks persoverzicht: ik las de krant voor mezelf en voor de anderen en werd er voor betaald. In de omgeving van de minister heb je ook zo’n PR-dienst. Deze belde me na een week op en vroeg me mee te werken aan het kabinetswerk, op afstand. Ik stemde in. Van gezagsverhoudingen, machtspelletjes, sjoemelen en toneelopvoeringen buiten podia of maskerades wist ik nog niets. Ik trok elke dag naar kantoor in jeans en zonder das.

Het is niet altijd makkelijk een voorloper te zijn, vooral met zwakke voeten. Maar toen liep het al vanzelf. Na nog eens twee weken later werd ik ontboden bij de woordvoerder van de minister. Het ging om een vrouw, net zo klein als Mark Eyskens maar met minder kapsones, want niet alleen even pienter en erudiet als die hoogleraar annex politicus, maar ook nog wat verstandiger, waardoor dat air wegviel waarmee dhr. Eyskens vanuit zijn 1,54 m grote gestalte iedereen uit de hoogte poogde te bekijken. Ze bleek tevreden met mijn werk maar vond dat ik beter rechtstreeks op het kabinet kon werken. Daar zat ik dan, in de omgeving van de minister. Na een week en een verdekte opmerking, haalde ik een confectiepak uit het diepste van mijn kleerkast. Een das had ik niet; een sjaaltje bedekte dan maar mijn adamsappel. Als opmerking kreeg ik te horen dat ik er beter uitzag. Ik kon het niet geloven.

(wordt uiteraard vervolgd)

(foto: Alfred Califice, de minister op wiens kabinet ik assistent – woordvoerder werd)

alfred califice.jpg