Als ik me niet vergis,
niemand behalve ik,
mag zich hier vergissen,
heb ik er goed aan gedaan
de trappen op te gaan
een enkele keer af te gaan,
met steeds mijn rugzak,
dat lichte lastpak vol tovergeuren,
vol voedsel voor geluk,
op het smalle pad noordwaarts,
uitgehouwen in een berg.
Niemand behalve jij.
…waarbij die weg omhoog soms door de diepste dalen leidt; de pijn die soms de liezen schuurt, of, anders, in de kuiten bijt terwijl Johannes aan zijn eeuwenlange staf blijft hangen; op ons neerziet, wij, die zo naar’t hogere verlangen, en ons vraagt waartoe wij toch ’t meest belangen.
Manuel
LikeLike