- Verdwaald niet verdwaasd
Daar zat ik dan, op een berg,
niet eens alleen en we dronken.
We hadden het
hoe dan ook warm.
Van zon en verhalen, we verzonnen.
Een herder onder ons sprak ineens in talen,
vloeiend van de ene in de andere
tot er niets meer van overbleef en
wij hem vroegen verder te gaan,
verder te spreken.
Hij hield niet op. Hij hield pas op
toen krakend de dageraad in ons hoofd aanbrak.
2. Voorbij de hoogvlakte
zet het land zich schap, doch slenkt. Palmbomen plooien mee ver in de wind. |
3. Hoe graag trekken we de bergen in, zoeken er de meren op. We willen geen bocht missen.
4. Tel de beenderen Het koor dat weent, Bij dag en bij nacht, Er is iets van aan, Wie immers bepaalt zo sterk
|